
Gisteren, 14 september, was het feest van de Kruisverheffing. Vandaag zijn we het feest van O.L.Vrouw van 7 smarten, en we willen hierbij een sermoen geven van wijlen E.H. Kanunnik D’Hoop over hoe Maria ons voorbeeld is bij het bijwonen van de H. Mis, het onbloedig Kruisoffer van Jezus.
Stabat autem juxta crucem Jesu mater ejus;
De Moeder van Jezus stond aan de voet van het Kruis (Joh. XIX, 25)
Hebt gij ooit met aandacht overwogen het wonderbaar feit dat op de Calvarieberg gebeurde is, namelijk een Zoon die de dood der misdadigers op het schandig kruishout sterft, en een Moeder die getuige is van deze dood, en dát van zo’n Zoon? Ach, als het op de wereld voorvalt dat een ellendeling, om zijn misdaad, op het schavot de dood der booswichten ondergaat, dan heeft men ten minste medelijden met zijn onschuldige moeder, en men verbergt haar het ogenblik waarop het strafgericht moet uitgevoerd worden; want het is onmenselijk wreed dat een moeder haar zoon zo moet zien sterven, onmenselijk wreed dat een zoon zo sterft voor de ogen van haar, die hem het leven heeft gegeven! En nochtans, Jezus, die onschuldig is, sterft als een booswicht op het Kruis, en Maria, de tederste der moeders, staat met kloeke moed aan de voet van dit Kruis! Zij staat dáár, drie uur lang, met een hart dat door het zwaard der liefde en der droefheid doorstoken is, bij het zicht van de bloedige wonden van haar enig Kind, haar beminde Jezus!
Welnu, wat gebeurt er op dat Kruis, en wat doet Maria aan de voet van dit Kruis? Dáár gebeurt hetgeen de wereld nooit had gezien, het geen de Hemelen zelf van verwondering deed sidderen. Een Godmens slachtoffert zichzelf vrijwillig aan zijn hemelse Vader voor de verzoening en de zaligheid van de wereld, volgens de woorden die de Koning-Profeet zolang te voren in Jezus’ mond gesteld had (Ps. XXXIX,7-9): “Mijn Vader! Slachtoffer en offerande wilde Gij niet, als middel tot verzoening der zonden; maar een lichaam hebt Gij mij toebereid dat bekwaam was te lijden. Toen sprak ik: Zie, ik kom om Uw wil te doen, met U het offer te brengen van mijn lichaam als zoenoffer voor de zonden van de wereld.”
Wat Maria betreft, zij staat daar als getuige én als medehelpster van het Offer van haar Zoon! Terwijl de eerste vrouw Eva haar deel van schuld had in het verlies dat wij door de zonde van de eerste Adam ondergaan hebben, zo wilde ook Maria deelnemen aan het werk van onze Verlossing, dat door de uitboeting van de tweede Adam op ons zal toegepast worden.
Nu echter, is het Offer van het Kruis voorbij weliswaar, maar het is niet geëindigd! Door een nieuwe uitvinding van de goddelijke liefde wordt het dagelijks vernieuwd, of liever, het wordt voortgezet op een onbloedige wijze in het Allerheiligste Offer van de Mis, dat oprecht het enige Offer der Nieuwe Wet moet genoemd worden.
Leren wij heden, uit de gevoelens die Maria in het bijwonen van het bloedig Offer bezielden, welke onze gevoelens moeten zijn in het bijwonen van het onbloedig Offer der Mis.
I. Maria, aan de voet van het Kruis, neemt deel in het offer als Medeofferaarster;
II. Maria verenigde zich dáár met haar Zoon als een offerande aan de Hemelse Vader.
Ziedaar met welke gevoelens wij het H. Misoffer moeten bijwonen.
I. Maria, aan de voet van het Kruis, neemt deel in het offer als Medeofferaarster.
Tegenwoordig zijn bij het Offer is getuige zijn van de waardigste en heiligste daad van geheel de Godsdienst. Altijd, immers, en overal is het Misoffer aldus aanzien geweest, terwijl wij erdoor de Opperste Majesteit van God en zijn Meesterschap over leven en dood erkennen. Het is juist daarom dat in alle offers de offerande, volgens haar aard, op één of andere wijze moet vernietigd worden: zo zien wij dat de dieren geslacht en verbrand werden en het bloed vergoten, om tastbaar vóór onze ogen te stellen dat er een Opperwezen bestaat aan wie alles toebehoort, alsook om onze afhankelijkheid van God te betuigen en verzoening over onze misdaden te bekomen. Echter, al de Offers van de Oude Wet waren enkel afbeeldingen van het enige en altijddurende Offer van de Nieuwe Wet, dat ééns op het Kruis bloedig gebracht, dagelijks en op alle plaatsen in het onbloedig Offer der Mis voortduurt. Wat is dan tegenwoordig zijn in de Mis? Dat is getuige zijn van een onuitsprekelijk geheim! Dáár immers, wordt een Godmens wezenlijk op het Altaar in een staat van slachtoffer tegenwoordig gesteld, om aan zijn Vader opgeofferd te worden zodat Jezus’ dood aan het Kruis in de Mis niet enkel verbeeld, maar voor zoveel mogelijk, vernieuwd wordt. Willen wij dus met godsvrucht de Mis bijwonen, beelden wij ons in dat wij met Maria aan de voet van het Kruis staan, en speuren wij aandachtig na wat Maria daar doet.

Welnu, Maria stond aan de voet van het Kruis, niet enkel als een getuige om dit hartgrievend toneel van Godsmoord bij te wonen, maar als Medeofferaarster, om deel te nemen in het Offer van de Verlosser van de mensheid.
1° Eerst offert zij, met Jezus, dit maagdelijk lichaam en zuiver bloed, dat in haar schoot gevormd is, aan God de Vader op als een hostie van lof- en eerbewijzing, om de opperste Heerschappij van God en onze afhankelijkheid van hem te erkennen. Als ik Maria dáár aan de voet van het Kruis zie staan, dan hoor ik haar, dunkt mij, met ongemene heldenmoed zeggen: “O! Heer, van Hemel en Aarde! Gij zijt waarlijk de Meester van leven en dood, gij die aldus met Uw enige Zoon handelt.” En wij, wanneer wij de H. Mis bijwonen, zullen ook, naar het voorbeeld van Maria, het H. Offer aan God opofferen en met haar zeggen: “O, Heer! Daar wij niets hebben of niets zijn uit onszelf, offeren wij U de oneindige waarde van dit Offer, om U te erkennen als onze opperste Heer en Meester, aan wie wij ons leven en ons bestaan te danken hebben.”
2° Zij offert Jezus op als een offerande van dankzegging. Ja, dáár denkt zij aan die lofzang, welke zij met zoveel geestdrift zong in het huis van haar nicht Elisabeth (Luc. I, 47-48): “Mijn ziel verheft de Heer, en mijn geest heeft zich verheugd om God, mijn Zaligmaker… omdat Hij grote dingen aan mij gedaan heeft, de Machtige. Gij hebt mij uw enige Zoon Jezus als kind gegeven, en met Jezus hebt Gij mij alles gegund! En nu, Heer, daar Gij hem mij terugvraagt, offer ik Hem op! Meer kan ik U niet geven dan die Schat van mijn hart, voor al de weldaden die Gij mij zo mild verleend hebt!” En wij, wat zullen wij de Heer vergelden voor al de weldaden die Hij ons bewezen heeft? Ik zal de beker des heils, zegt David, opheffen en de Naam des Heren aanroepen; ik zal de Heer mijn beloofde dankoffers betalen in tegenwoordigheid van al zijn volk (Ps. CXV, 12-14).
Willen wij dus de Heer wedergeven wat Hem waardig is, dan zullen wij Hem in de Mis, evenals Maria aan het Kruis, zijn enige Zoon opofferen. Meer kunnen wij Hem niet geven; doch het is een Offerande van oneindige waarde.
[NB: Dit is wat wij God ook aanbieden in het Kroontje van de Goddelijke Barmhartigheid (Eeuwige Vader, ik offer U op: het Lichaam, het Bloed, de Ziel en de Godheid van uw welbeminde Zoon, Onze Heer Jezus Christus…); alsook in het eerherstellend gebed gegeven door de Engel van Portugal aan de zieners van Fatima (ik offer U op, het allerkostbaarste Lichaam en Bloed, de ziel en de Godheid van Jezus Christus, tegenwoordig in alle tabernakels van de wereld, tot eerherstel…)]
3° Een ander gevoel ontstaat in Maria’s gemoed. Alhoewel gans overgegeven aan de wil van de Heer, kan die tedere Moeder nochtans niet vergeten dat Jezus haar Zoon is, dat die beminde Zoon, hoewel onschuldig, nochtans een zo schandelijke dood sterft. Die gedachte doorgrieft het moederhart, en Maria lijdt, en zij lijdt geweldig! Niettemin, daar zij weet dat Jezus die dood sterft om voor onze zonden te voldoen, stemt zij in onze Verlossing bereidwillig toe. Ja, Maria, de zuivere, zij weent met haar Zoon over de zonde, en zij smeekt om barmhartigheid bij de Vader door het Bloed van de Zoon. En wij, zondaars, komen in de Kerk en wonen het H. Misoffer bij zonder misschien aan onze zonden te denken. Jezus sterft voor ons! Maria weent voor ons! Voor ons, die alléén schuldig zijn, is dit Altaar opgericht; voor ons wordt het vlekkeloos Lam geslachtofferd; voor ons bidt en smeekt de priester in de H. Mis; en wij schijnen het niet te weten! Wat zeg ik? Niet zelden zijn wij dáár bezig met het getal onzer zonden te vermeerderen, op het ogenblik zelf dat een God sterft om ze af te wassen!
4° Maria nam dit gunstig ogenblik van Jezus’ lijden van zijn dood te baat om van Hem de grootste genaden voor de mensen te bekomen. Zij had Hem horen smeken, immers, voor de vergiffenis van zijn beulen; zij was door Hem als Moeder aangesteld over de mensen, zowel over de rechtvaardigen als over de zondaars. Ook was haar eerste bede wellicht voor de boetvaardige moordenaar! En wie weet hoeveel gunsten zij dáár bekomen heeft voor de godvruchtige zielen, alsook voor dezen die, in het Voorgeborchte der Hel opgesloten zaten, binnen enige ogenblikken de zegepraal van Jezus en meteen hun aanstaande verlossing gingen vernemen. Denken wij dan ook als wij de Mis bijwonen, om aan God vele gunsten te vragen. Terwijl Jezus zelf voor ons bidt in het H. Misoffer, mogen wij vast overtuigd zijn dat de H. Mis stellig het doelmatigste middel is om van God alle genade en alle goed voor ziel en lichaam te bekomen, voor ons zelf en voor anderen, en vooral voor de zielen die in het Vagevuur zijn.
II. Maria verenigde zich, aan de voet van het Kruis, met haar Zoon als een offerande aan de Hemelse Vader.

Ja, Maria woont het Offer van het Kruis bij, niet alleen als Medeofferaarster, maar ook als Offerande. En inderdaad, wanneer zij één voor één al de wonden aanschouwt van dit teder Lichaam, doet iedere wonde haar hart bloeden! Hoort zij de woorden uit de bevende lippen van haar stervend Kind, dan is ieder woord een steek in haar moederhart. Hoewel zij met Hem niet sterft, moet haar tegenwoordigheid bij het Kruis niet een troost, maar integendeel, een marteling genoemd worden. Haar Kind zien sterven moest voor Maria pijnlijker zijn dan de dood zelf, terwijl zij al de pijnen der dood uitstaat zonder te kunnen sterven! Het is ook met deze gevoelens dat wij in de H. Mis moeten tegenwoordig zijn. Wij ook moeten ons als slachtoffers aanzien, en daarom, als wij naar de kerk gaan, zullen wij met de Apostelen zeggen (Joh. XI, 16): Laat ook ons gaan, om met hem te sterven: sterven aan de zonde, sterven aan de ijdelheid der wereld, sterven aan onze kwade genegenheden, sterven aan onze hartstochten, sterven met één woord, aan onszelf, om niet meer te leven dan in en voor Jezus Christus.
O! Maria, gij die dáár zo kloekmoedig bij het Kruis staat, wellicht hebt gij nog grievender hartzeer gevoeld bij het zien dat onze gevoelens zo verschillend zijn van de uwe, wanneer wij het geluk hadden het H. Misoffer bij te wonen. Ach! Voortaan zullen wij u trachten na te volgen; verkrijg ons de genade ons met u te verenigen, om uw Jezus voor onze verzoening aan God op te dragen, ons met u te verenigen om, als levende slachtoffers, voor Deze te sterven, die zo liefderijk voor ons zijn leven ten beste gegeven heeft. Amen.
Bij deze overweging past ook deze video over de H. Mis: De sluier verwijderd:
Uit: Sermoenen van Kannunik d’Hoop, Pastoor-Deken van O.L.V. (St-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900
Imprimatuur:
Wij geven volgaarn onze goedkeuring aan de grondige en stichtende sermoenen van wijlen de ieverigen en geleerden heer Deken Kannunik V. d’Hoop, en wij bevelen ze der geestelijkheid van ons bisdom ten zeerste aan.
Gent, 4 april 1900.
+ Antonius, Bisschop van Gent