Velen denken dat, omdat het door de bisschoppen verplicht is gemaakt, dat handcommunie veel veiliger zou zijn dan tongcommunie. Maar wat is nu écht veiliger, en wat is waardiger? Omdat ik recent daarover een vraag kreeg, toch even een kort artikeltje hierover.
Handcommunie zou veel “hygiënischer zijn”, want de tong is toch zo’n besmettelijk iets? Schijn bedriegt. De President van de Italiaanse Katholieke Artsenvereniging; Dr. Boscia – en dat is toch wel iemand met kennis van zaken – zei in mei dat tongcommunie veiliger is dan handcommunie:
“Communie op de tong is veiliger dan handcommunie. De handen raken, zoals ik al zei, alles aan. Handcommunie is daarom zeker besmettelijker. In Afrika voerde ik interventies uit in een operatiekamer op een stoffige weg. Geen gunstige omstandigheden, maar geen één werd ziek. Het was geen risico voor deze mensen. ‘
Verder zei hij:
“Ja, dat heb ik gelezen over het pincet. Ook het voorstel om de Gewijde Hosties in kleine enveloppen te verdelen om mee te nemen. Serieus, na de Spaanse griep bleven we mondcommunie beoefenen, en het was allemaal hetzelfde als voorheen. Ik denk dat we de grens van gezond verstand overschrijden. We zouden bepaalde dingen niet moeten navolgen. Ja, gezondheid is belangrijk, geen twijfel mogelijk, maar nee tegen overdrijvingen en buitensporigheden. Als arts ben ik ervan overtuigd dat handcommunie minder hygiënisch en dus minder veilig is dan mondcommunie. Behalve dat wordt ons niet elke dag verteld om niet alles aan te raken, onze handen te wassen, te desinfecteren, onze handen het gezicht, de ogen en de neus niet te laten aanraken? We moeten enkele gezonde regels volgen die nuttig zijn. We hebben geen angsten en speculaties, laat staan dat we commerciële belangen nastreven.”
Boven het feit dat handcommunie in feite besmettelijker is (ook als men de handen ontsmet bij het binnen komen, want men raakt met de handen toch weer vanalles aan, zoals kledij, de kerkbank, men wrijft in de ogen, men raakt de neus aan…) is het ook nog steeds zo dat staande handcommunie veel oneerbiediger is, ja, zelfs heiligschennis. En zeker handcommunie met plastic wegwerphandschoenen, zoals in Italië. Oneerbiediger dan dat kan bijna niet. Het is om deze reden dat Don Leonardo Ricotta uit Sicilië een vlammende preek gaf, en deze “maatregelen” die hij niet wilde navolgen, aan de kaak stelde:
“Velen verheugen zich: yes! We heropenen de kerken (op 18 mei)! En dit is goed nieuws, maar tegen welke prijs zullen de kerken heropend worden? Tegen de prijs van de profanatie van de Eucharistie! Tegen de prijs van de heiligschennis van de Eucharistie die men in de handen laat vallen! Ik dacht dat Communie in de hand, zoals Moeder Theresa van Calcutta zei, het grootste kwaad was in de wereld. Ik dacht nooit dat er iets ergers zou zijn.”
En zelfs onder het mom van een virus kan men geen heiligschennis promoten. De mensen denken aan zichzelf, maar niet aan de Heer – onze God – in het H. Sacrament, die maar heiligschennis op heiligschennis moet ondergaan. Mgr. Schneider schreef naar aanleiding van de “verplichte handcommunie”:
Het verbod op tongcommunie is ongegrond in vergelijking met de grote gezondheidsrisico’s van de handcommunie in de tijd van een pandemie. Een dergelijk verbod vormt een misbruik van het gezag. Bovendien lijkt het erop dat sommige kerkelijke autoriteiten de situatie van een epidemie als voorwendsel gebruiken. Het lijkt er ook op dat sommigen van hen een soort cynische vreugde hebben om het proces van bagatellisering en heiligschennis van het Allerheiligste en Goddelijke Lichaam van Christus in het Eucharistische Sacrament meer en meer te verspreiden, waardoor het Lichaam van de Heer zelf wordt blootgesteld aan de werkelijke gevaren van oneerbiedigheid (verlies van partikels) en heiligschennis (diefstal van de H. Hosties).
Dan is er ook nog het feit dat er in de tweeduizendjarige geschiedenis van de Kerk geen bewezen gevallen van besmetting door de ontvangst van de Heilige Communie zijn geweest. In de Byzantijnse Ritus geeft de priester de Communie aan de gelovigen, zelfs met een lepel, dezelfde lepel voor iedereen. En dan drinkt de priester of diaken de wijn en het water waarmee hij de lepel heeft gezuiverd, die soms zelfs met de tong van een gelovige werd aangeraakt tijdens de ontvangst van de Heilige Communie. Veel gelovigen van de Oosterse riten zijn geërgerd, wanneer ze het gebrek aan geloof van bisschoppen en priesters van de Latijnse Ritus zien, omdat ze het verbod op het ontvangen van de tongcommunie invoeren, een verbod dat uiteindelijk is ingesteld wegens gebrek aan geloof in het heilige en goddelijke karakter van het Lichaam en Bloed van de Eucharistische Christus.
Als de Kerk in onze tijd niet opnieuw met de grootst mogelijke ijver probeert het geloof, de eerbied en de veiligheidsmaatregelen voor het Lichaam van Christus te vergroten, zullen alle veiligheidsmaatregelen voor de mensen tevergeefs zijn. Als de Kerk in onze tijd zich niet zal bekeren en zich tot Christus zal wenden, door voorrang te geven aan Jezus, en met name aan de Eucharistieviering, zal God de waarheid van zijn Woord laten zien, dat zegt: “Tenzij de Heer het huis bouwt, werken zij tevergeefs aan de bouw ervan. Tenzij de Heer de stad bewaart, waakt hij tevergeefs over het behoud ervan” (Ps. 126, 1-2).
Het probleem is natuurlijk dat niemand sta- en handcommunie nog als heiligschennis beschouwt. Het is volledig “ingeburgerd” en dus doodnormaal geworden. Maar wat voor ons normaal kan zijn, hoeft dat niet voor God te zijn. En het is een bekoring om nu tongcommunie te verbieden en handcommunie te verplichten. Maar ja, bidden de bisschoppen niet “breng ons niet in beproeving“…? Die vervalsing van het Onze Vader is nog zoiets tekenend voor de toestand van de kerk in België en Nederland.
Over de H. Communie heb ik reeds talloze artikelen geschreven. Meer hierover op mijn website ‘Eerherstelheiligsacrament.org‘. We hebben het hier over het Allerheiligste: de Heer zelf! De H. Thomas van Aquino schreef dat enkel “wat gewijd is” waardig is om het H. Sacrament aan te raken, vandaar dat de handen van een priester gewijd zijn. Het is zijn wijding die hem onderscheidt van de gewone lekengelovigen: hij is een gewijde dienaar. Onze handen zijn niet gewijd en we raken er alles mee aan, tot zelfs de plaatsen waar de zon nooit schijnt… Omdat onze handen ongewijd zijn, zijn ze niet geschikt om de Heer in het Allerheiligste Sacrament aan te raken. De priester wel: en hij verricht bovendien nog een purificatie voordat hij aan de canon van de Mis begint. Vele gelovigen, nog voor de coronatijden, ontvingen – sinds de invoering in de jaren 1960 – jarenlang de H. Communie in de hand. Maar hoeveel is het niet gebeurd dat men thuis z’n handen is vergeten te wassen toen men van het toilet kwam vlak voor het vertrekken naar de kerk… En dan raakt men nog de klink van de kerkdeur aan, het kleingeld om in de schaal te werpen, misschien even nog in de neus peuteren, en dan te Communie zonder te knielen.
Vaak was dit door onwetendheid, maar indien men op één of andere manier ‘wetend’ is geworden, dan moet men de handcommunie definitief vaarwel zeggen.
Terug naar nu. Hoe kan men dan waardig te Communie gaan in deze dagen? Ofwel op de tong indien de priester daartoe bereid is (evt. na de Mis), ofwel op een gewijde corporaal – zoals in het “draaiboek” van de Belgische bisschoppen werd vermeld – of in een pyxis de Communie ontvangen, en dan zo naar de mond brengen. De corporaal kan een kerkelijk linnen doekje zijn, of een witte stoffen zakdoek – die bij voorkeur gewijd is en enkel voor dit doeleind wordt gebruikt. Opbergen kan in een tasje dat men daar speciaal voor bestemt. Belangrijk is vooral ook: blijf knielen. Niemand knielt nog voor God, noch bij het binnenkomen in de kerk, noch tijdens de Communie (terwijl dit vroeger normaal was). Niet knielen betekent lange jaren vagevuur, en de H. Pater Pio heeft hier ooit over getuigd aan zijn confrater Anastasio:
“Op een avond, terwijl ik alleen in het koor aan het bidden was, hoorde ik het geritsel van een monnikspij en zag een jonge confrater druk doende aan het hoofdaltaar alsof hij de kandelaars afstofte en de bloemenvazen op hun plaats zette. Overtuigd dat het frater Leone was die het altaar in orde bracht en omdat het tijd was voor het avondeten ging ik aan de balustrade staan en zei hem: “Frater Leone, ga eten, het is nu niet het ogenblik om het altaar af te stoffen en in orde te brengen”. Maar een stem die niet die van frater Leone was antwoordde me: “Ik ben frater Leone niet!” “Wie ben je dan?”, vroeg ik. “Ik ben een medebroeder van jullie die hier het noviciaat gedaan heeft. De gehoorzaamheid verplichtte me het hoofdaltaar zuiver en in orde te houden tijdens het proefjaar. Helaas, meerdere keren had ik te weinig eerbied tegenover Jezus in het heilig Sacrament door het Allerheiligste, dat in het tabernakel bewaard wordt, niet te groeten als ik voorbij het altaar kwam. Door deze ernstige nalatigheid ben ik nog altijd in het vagevuur. Nu stuurt de Heer mij in zijn oneindige goedheid naar jullie omdat jullie moeten vaststellen tot wanneer ik zal moeten lijden in deze vlammen van liefde. Ik vertrouw op jullie…” – “Ik die dacht grootmoedig te zijn tegenover die lijdende ziel riep uit: “Je zal daar blijven tot aan de mis in het klooster morgenochtend.” De ziel schreeuwde: “Wreedaard! Daarna slaakte ze een gil en verdween”. Deze jammerkreet veroorzaakte een wonde in mijn hart die ik mijn ganse leven zal voelen. Door de goddelijke volmacht had ik deze ziel onmiddellijk naar het paradijs kunnen zenden maar ik veroordeelde ze om nog een nacht in de vlammen van het vagevuur te blijven.”
Over de zogenaamde “beenhouwerij” schreef de H. Pater Pio in april 1913 het volgende aan pater Agostino:
“Vrijdagmorgen was ik nog in bed toen Jezus aan mij verscheen. Hij was erg toegetakeld en verminkt. Hij toonde me een grote menigte reguliere en seculiere priesters waaronder verschillende kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waarvan er een aan het celebreren was, een andere zijn priestergewaden aantrok en weer een andere zijn priestergewaden uitdeed. Het zien van de kommervolle Jezus deed me veel pijn. Daarom wilde ik Hem vragen waarom Hij zoveel leed. Hij gaf geen antwoord. Echter, zijn blik leidde me naar de priesters en kort daarna, bijna met afschuw vervuld en alsof Hij vermoeid was van het kijken, wendde Hij zijn blik ervan af en wanneer Hij hem naar mij richtte zag ik twee tranen van zijn wangen rollen. Hij verwijderde zich van deze bende priesters met een uitdrukking van grote walging op zijn gelaat en riep hen toe: “Beenhouwers!” En naar mij gekeerd zei Hij: “Geloof niet dat mijn doodsstrijd slechts drie uur geduurd heeft, nee. Ik zal omwille van de zielen, voor wie Ik zoveel gedaan heb, in doodsstrijd zijn tot het einde van de wereld. Gedurende de doodsstrijd, mijn zoon, is er geen behoefte aan slaap. Mijn ziel heeft dorst naar enkele druppels menselijk medelijden, maar ach, ze laten me alleen onder het gewicht van de onverschilligheid. De ondankbaarheid en de apathie van mijn priesters maken mijn doodsstrijd nog zwaarder. Ach, ze beantwoorden mijn liefde zo slecht! Wat mij het meest bedroefd maakt is dat ze niet alleen onverschillig zijn maar bovendien ook minachting hebben en ongelovig zijn. Hoe vaak stond Ik niet op het punt hen neer te bliksemen als Ik niet was tegengehouden door de engelen en de zielen die heel veel van me houden… Schrijf naar je vader en vertel hem wat je vanmorgen gezien hebt en van Mij gehoord hebt. Zeg hem dat hij je brief aan pater provinciaal toont…” Jezus sprak nog verder maar wat Hij zegde zal ik nooit kunnen onthullen aan een schepsel van deze wereld”.
Bemint u de Heer werkelijk? Ontvang Hem dan eerbiedig. Laat u niet bekoord worden om Hem oneerbiedig te ontvangen, maar doorsta de beproeving van nagekeken te worden door de mensen, en misschien zelfs verguisd te worden door de priester…
Amen.
Bron: La Fede Quotidiana –Boscia (Medici cattolici): “Comunione sulla mano più contagiosa di quella sulla lingua”
Origineel gepubliceerd op Crux Ave Spes Unica
Mooi, overtuigend. Hopelijk zullen vele gelovigen nu volgen en de H. Hostie op de tong aanvaarden.
LikeLike