Pentekening van de omgeving van Solwerd omstreeks 1730 met op de achtergrond de Sacramentskapel – door C. Pronk. (bron: Groninger Museum).

In 1502 stalen drie dieven een zilveren ciborie met geconsacreerde Hosties uit de Willibrorduskerk van Groningen. De Hosties gooiden ze in een gracht nabij Solwerd. De Hosties bleven drijven werden teruggevonden terwijl ze licht afstraalden. Boven de vindplaats werd een kapel gebouwd die tot Sacramentskapel werd gedoopt. Het hoogaltaar kwam te staan recht boven de plek waar de hosties hadden gedreven. Onder dit altaar was een overwelfde toegang met stenen trap naar de sloot, als was het een put. Uit de sloot werd water geput, waaraan een geneeskrachtige werking werd toegeschreven. Er kwam een grote bedevaart op gang en er gebeurden vele miraculeuze genezingen.

In 1602 gaf het stadsbestuur van Groningen autorisatie tot verkoop van de kapel die in 1594 in protestantse handen was gevallen. In 1628 droeg de synode de hulppredikant te Solwerd, Joannes Wilckens, op het putje te dempen. Geen van beide besluiten leidde tot concrete maatregelen. In 1652 werd, zoals de rondtrekkende missionaris Mijleman in 1664 noteerde, een nieuwe deur voor de ingang gemaakt, opdat de put niet langer toegankelijk zou zijn. Mijleman had overigens naar eigen zeggen al zijn informatie te danken aan wijlen Jan Hindrickx, koekbakker te Appingedam, die het op zijn beurt van zijn vader, de smid Hendrick Janssen, had. Na herhaalde klachten vanaf 1679 werd eindelijk in 1682 besloten het putje te dempen en dit besluit ook ten uitvoer gebracht: de “superstitieuze put” werd dichtgegooid. De kapel zelf, die bij de dorpsbewoners bekend was gebleven als ‘de capelle ter hilligen grave’, werd in 1783 afgebroken en vervangen door een protestantse barokke zaalkerk die tot op heden bestaat.

Hervormde kerk op de plaats waar vroeger de Sacramentskapel stond met het putje.
Bron.