Sint-Elizabethsvloed van 1421.

Het mirakel van Bergen betreft eigenlijk twee wonderen die in elkaar overvloeien. Het eerste betreft het terugvinden van een kist met een ciborie met heilige olie en andere voorwerpen, afkomstig van de kerk van Petten, die bij de St. Elisabethsvloed van 1421 in de golven was verdwenen. Deze kist werd ontdekt door Joannes de Prucen, schout van Bergen, die zich daags na de stormvloed inspande om aangespoelde goederen te bergen. Hij vond de kerkschat liggend tegen een slootkant, op de plaats waar later de kapel zou worden gebouwd. De kist moet dus met het vloedwater langs het zogenaamde Rekerwed landinwaarts zijn gedreven. De schout bracht zijn vondst in veiligheid in het dichtstbijzijnde huis en waarschuwde de pastoor, Amelius, en de koster, Gerardus. Met een schuit (blijkbaar was het tussengelegen land eveneens overstroomd) werden de voorwerpen naar de parochiekerk gebracht, waarbij de pastoor de ciborie droeg en de koster een ivoren pyxis, die op zijn verzoek op een houten schaal was geplaatst. Bij de kerk werd het gezelschap met gebed, gezang en klokgelui opgewacht. Joannes, pastoor van Petten, had de ramp overleefd en haastte zich op het bericht van deze vondst naar Bergen. In de ciborie bevonden zich gewijde hosties, die hij nuttigde; deze waren vrijwel ongeschonden. Ook in de pyxis hadden hosties gezeten, doch deze waren geheel verkleefd; ook deze werden door pastoor Joannes genuttigd. Het zeewater dat in het kistje was gedrongen en waarvan het drinken hem zeer tegenstond, werd door hem in de schotel gegoten die eerder had gediend om de ciborie op te vervoeren; deze schotel werd weggeborgen in een kast.

Een half jaar later, omstreeks Pinksteren 1422 was pastoor Amelius op reis en Gerardus, inmiddels priester geworden, nam de dienst waar. Nadat hij in het dorp aan een meisje dat aan de pest leed de communie had gebracht, dacht hij weer aan de schotel. Toen hij deze uit de kast haalde, bleek het water verdwenen te zijn en was een stof achtergebleven die in kleur leek op die van geronnen bloed. Zijn vermoeden dat hier een wonder was geschied, werd door de schout bevestigd. Spoedig verbreidde zich het verhaal, dat in Bergen het ‘hoogwaardig sacrament der eucharistie’ in bloed veranderd was. Velen, die verlichting van ziekte en andere tegenspoed zochten, vonden baat bij een bedevaart naar het H. Bloed van Bergen.

De houten schaal waarin het mirakel van het H. Bloed in 1422 was geschied, werd in zilver gevat en in de kerk bewaard. Het object werd aan vreemdelingen en andere belangstellenden op hun verzoek getoond. Een deel van de wonderbaarlijke stof die in de schaal was achtergebleven, werd in een monstrans overgebracht die eveneens aan bezoekers werd getoond.

Behalve de plechtige omgang op de zondag voor Pinksteren, waaraan volgens de overlevering vele honderden gelovigen deelnamen, vonden ook individuele tochten plaats. Dat het H. Bloed van Bergen al snel bekendheid verwierf, blijkt uit het feit dat gravin Jacoba van Beieren in het najaar van 1432 er naar toe reisde en dat paus Eugenius IV in 1436, na een verzoek hiertoe, een aflaat verleende aan de parochiekerk. Met verwijzing naar de waternoodsramp, de terugvondst van de ciborie en de heilige oliën, de hierna gebeurde wonderen, de dagelijkse toeloop van een grote menigte vereerders, en het feit dat de Utrechtse bisschop al aflaten aan de verering van het mirakel had verbonden, besloot paus Eugenius om alle vrome bezoekers en weldoeners van deze kerk een aflaat te verlenen van 20 jaar en 20 quadragenen (20 x 40 dagen).

In augustus 1566 werd de kerkschat in beslag genomen door de heer van Bergen, Henrick van Brederode, maar later weer terugbezorgd. Mogelijk zijn de relieken in 1574, toen de katholieken hun kerk werd ontnomen, vernietigd; mogelijk zijn ze pas in de loop van de 17e eeuw verloren gegaan. Nog in 1631 besloot het kapittel van Haarlem om een onderzoek in te stellen naar eventuele overblijfsels van het H. Bloed van Bergen. Dit onderzoek heeft echter niets opgeleverd.

Nog tot de eerste helft van de 18e eeuw werd de gedachtenis van het miraculeuze bloed van Bergen geëerd bij de ruïne van de kapel. Begin de 20ste eeuw werd de devotie terug hervat en tot op heden is er jaarlijks een Omgang.

 

Voorstelling van het mirakel in de Sint Petrus- en Pauluskerk van Bergen.
Bron.